Psalm 17
Kees Waaijman leidt de psalm in.
1 Pleit.
0 Van David.
0 Hoor, Wezer, bewaring,
0 acht mijn juilen.
0 Heb oor voor mijn pleit
0 met lippen zonder geveins.
2 Van voorjouw gelaat vertrekt mijn schikking,
0 jouw ogen schouwen recht.
3 Toets Jij mijn hart, kommer Jij ’s nachts,
0 smelt Jij mij, niet vind Jij
0 plannen bij mij, nooit onttoog het mijn mond.
4 Bij aardelinggewrochten waakte ik
0 door de aanspraak van jouw lippen
0 voor paden die bressen.
5 Mijn vaarders hielden jouw ronden,
0 niet wankelden mijn horten.
6 Ik roep Jou,
0 ja, Jij buigt je naar mij, Macht.
0 Neig mij jouw oor,
0 hoor mijn zegging.
7 Zonder jouw gunsten uit,
0 die bevrijdt wie schuilen
0 van tegenstanders met jouw rechter.
8 Waak over mij als het manneke in de oogappel,
0 verberg mij in de schaduw van jouw vleugels
9 voor het gelaat van doemenden
0 die mij verweldigen,
0 zielsvijandig mij omsingelen,
10 hun vet sluiten zij,
0 met hun mond spreken zij trots,
11 onze vaarders, ze omringen mij intijds,
0 hun ogen neigend brengen zij tegen het land,
12 evenals een leeuw onstuimig buitend
0 en als een welp zittend in het verborgene.
13 Sta op, Wezer,
0 zijn gelaat vóór laat hem zwichten.
0 Laat mijn ziel de doemende ontglippen
0 door jouw zwaard,
14 die lieden door jouw hand, Wezer,
0 de lieden van de wereld wier deel in het leven is,
0 en vul hun buik met wat Jij koestert,
0 dat hun zonen zich verzadigen
0 en wat hun over is bedaren op hun lurken.
15 Ik in bewaring wil schouwen jouw gelaat,
0 mij wakker wordend verzadigen
0 aan jouw gedaante.